Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als zij nederbukken in de holen, [en] in den [4]kuil zitten, [5]ter loering? 4. Hebreeuws, hut, of tent; dat is, schuilhol, kuil, of schuilplaats. 5. Dat is, om enig gedierte te bespieden, dat zij vangen en verslinden mochten. Anders, in de loerplaats, te weten, waaruit zij loeren; alzo boven, hfdst.37 vs.8.